Jara opende haar ogen. Het was koud en nat om haar heen. Vaagjes kon ze de silhouetten van de bomen zien. De grond bedekt met een natte bladeren en dode planten. Ze ging recht op tegen een boom zitten en probeerde de pijn in haar hoofd te onderdrukken. Met moeite analyseerde ze haar omgeving. Ze hoorde dat het zacht regende. Al het kleine beetje daglicht wat nog door de veelgekleurde bladeren van de dikke, grote bomen kwam verdween in de mist. Verderop zag ze een beekje dat zich door het dichtbegroeide terrein kronkelde. Het leek doodsstil in het sprookjesachtige bos. Er was geen levend wezen in de buurt dat ook maar een takje liet knappen. D
Jara opende haar ogen. Het was koud en nat om haar heen. Vaagjes kon ze de silhouetten van de bomen zien. De grond bedekt met een natte bladeren en dode planten. Ze ging recht op tegen een boom zitten en probeerde de pijn in haar hoofd te onderdrukken. Met moeite analyseerde ze haar omgeving. Ze hoorde dat het zacht regende. Al het kleine beetje daglicht wat nog door de veelgekleurde bladeren van de dikke, grote bomen kwam verdween in de mist. Verderop zag ze een beekje dat zich door het dichtbegroeide terrein kronkelde. Het leek doodsstil in het sprookjesachtige bos. Er was geen levend wezen in de buurt dat ook maar een takje liet knappen. D